In september 2018 sprak Wouter Duyck voor Pro Flandria

Het Vlaamse onderwijs: pleidooi voor meer cognitieve ambitie

Het Vlaamse onderwijs was gedurende decennia een toonbeeld van kwaliteit. Niet onbelangrijk, voor een regio die enkel grijze hersencellen heeft als productiefactor. Vlaanderen wil een kenniseconomie zijn. Maar levert het Vlaamse onderwijs vandaag nog voldoende kennis af? Wouter Duyck: ‘neen’. Een obsessief streven naar gelijkheid aan de onderkant doet het Vlaamse onderwijs jaar na jaar slechter scoren. De onderwijspsycholoog trok aan de alarmbel tijdens een lezing voor de ondernemers en academici van Pro Flandria. Een verslag.

Wouter Duyck
Wouter Duyck

Gelijkheid

Veel problemen in het Vlaamse onderwijs vandaag, zo zegt Wouter Duyck, hebben te maken met een ‘foute notie van het begrip gelijkheid. Die notie is diep doorgedrongen in ons onderwijs, en dat is de cruciale factor van wat er vandaag fout loopt.’ De gelijkheid wordt gefocust op afkomst, en niet op toekomst, op de sociaaleconomische thuissituatie, en niet op de noden van de economie, en daar knelt het schoentje.

Als media over onderwijs berichten, gaat het vaak over de fameuze kloof in het onderwijs. Die kloof is er echter altijd al geweest, zegt Wouter Duyck: ‘Traditioneel hebben we in Vlaanderen een groot verschil tussen heel goede en heel slechte leerlingen. Dat verschil is groter in Vlaanderen dan in onze buurlanden.’ En dat inspireerde beleidsmakers de voorbije decennia om op te werken.

Alleen, in plaats van de ‘slechte’ leerlingen een aanbod te geven dat hen kan optillen tot betere leerlingen, gebeurde net het omgekeerde. De obsessie met gelijkheid is in de verkeerde richting geëvolueerd, zegt Duyck. Niet de ‘slechte’ leerlingen worden opgetild, maar de ‘betere’ leerlingen worden afgetopt. Het is een nivellering naar beneden, wat nefast is voor de toekomst van ons onderwijs en dus ook van onze kenniseconomie.

Veeleer dan op gelijkheid te focussen, zo stelt de onderwijspsycholoog, zouden beleidsmakers zich in het onderwijssysteem moeten richten op gelijkwaardigheid. Behandel elk kind op dezelfde manier, geef alle kinderen mogelijkheden en middelen om te groeien. Nu gebeurt het omgekeerde. ‘Om gelijkheid als resultaat te bereiken, ontneem je intelligentere kinderen leerkansen en extra onderwijsmogelijkheden, om de minder intelligente kinderen naar boven te helpen duwen.’

Die beleidskeuze is louter moreel ingegeven. Zonder daarbij rekening te houden met de intrinsieke mogelijkheden en talenten van individuele kinderen. ‘Nochtans weten we allemaal dat alle kinderen andere talenten hebben. We weten uit onderzoek dat de biologische voetafdruk op de mogelijkheden ongeveer 50% is. Als je a priori postuleert dat alle kinderen even hoog moeten uitkomen, betekent dat dat je voor sommige kinderen lagere doelen en verwachtingen stelt en dus minder goed onderwijs aanbiedt. En net dat is er gebeurd in ons onderwijs.’

Die beleidskeuze is louter moreel ingegeven. Zonder daarbij rekening te houden met de intrinsieke mogelijkheden en talenten van individuele kinderen. ‘Nochtans weten we allemaal dat alle kinderen andere talenten hebben. We weten uit onderzoek dat de biologische voetafdruk op de mogelijkheden ongeveer 50% is. Als je a priori postuleert dat alle kinderen even hoog moeten uitkomen, betekent dat dat je voor sommige kinderen lagere doelen en verwachtingen stelt en dus minder goed onderwijs aanbiedt. En net dat is er gebeurd in ons onderwijs.’

Concreet. Elk jaar dat je je kinderen naar school stuurt, win je één IQ-punt. Met ons leerplichtonderwijs van twaalf jaar creëren wij een winst van twaalf IQ-punten. Dat kost ca. 120.000 euro per kind. Dat is een immense investering van de gemeenschap. Daarvoor zou die gemeenschap ook iets mogen terugverwachten, zegt Duyck. Maar dat gebeurt niet.

20% van de sociale achtergrond bepaalt de leerprestaties. Toch gaat heel ons onderwijsdebat erover hoe je kinderen beter kan doen scoren die uit een minder goede sociaaleconomische achtergrond komen. In datzelfde debat komt dus 80% van het onderwijspotentieel nooit aan bod, zoals de individuele mindset van de leerling, of school- en lerarenfactoren.

Het internationale vergelijkend onderzoek bij vijftienjarigen, PISA-onderzoek, toont dat kansarme kinderen het gemiddeld slechter doen dan kansrijke kinderen. Maar binnen beide groepen is er een ongelooflijk verschil tussen kinderen met een goede mindset, een goede leerattitude, en anderen. Die verschillen betekenen vaak twee jaar cognitieve ontwikkeling en dus twee jaar voor zijn. ‘Arme kinderen met een goede attitude doen het beter dan rijke kinderen met een slechte attitude in het onderwijs,’ concludeert Duyck.

Natuurlijk speelt afkomst een rol. Maar je kan niet verwachten dat scholen alle effecten van afkomst gaan wegwerken. Scholen kunnen wel werken aan attitudes. En net daar gaat het verkeerd. Sociaaleconomische achtergrond wordt vaak ook gerelateerd aan culturele achtergrond. En dan blijkt dat Vlaanderen ook daar achteruitgaat. Meer zelfs, Vlaanderen is zowat het enige land dat achteruitgaat in opeenvolgende generaties van migranten. In Vlaanderen scoort elke nieuwe migratiegeneratie zes maanden cognitieve achterstand dan de vorige. In zowat alle andere landen ligt dat anders. Daar krijgt elke generatie migranten een hogere score dan de voorgaande.

Los daarvan hebben Frankrijk en Vlaanderen volgens wetenschappers het meest egalitaire en faire onderwijs van de hele wereld. Alleen, ‘onze pers leest die wetenschappers niet’. Je ziet hetzelfde ook in cijfers van sociale mobiliteit. Behalve in Finland, slagen kinderen nergens in Europa er meer in dat kinderen beter scoren dan hun ouders. Al denkt Duyck denkt dat dat vandaag niet meer het geval is.

Niveau secundair onderwijs

Als we inzetten op sterke leerlingen zal dat ten koste zijn van zwakke leerlingen, horen we van beleidsmakers vaak. ‘Niets is minder waar,’ toont Duyck aan. ‘Landen waar goede leerlingen het goed doen zijn ook de landen waar slechte leerlingen het goed doen. Tref je een maatregel om het niveau naar beneden te halen, heeft dat niet enkel een impact op de sterke leerlingen, maar net ook op de slechte leerlingen.’ En daar ligt het kalf zo mogelijk nog meer gebonden.

Door de achteruitgang van het algemene niveau in het onderwijs, is Vlaanderen op twaalf jaar tijd 30 punten gezakt, wat wil zeggen dat het minstens zes maanden duurt eer een kind hetzelfde niveau haalt als twaalf jaar geleden. ‘En dat is slecht nieuws voor de top-leerlingen, de toekomstige ingenieurs en wetenschappers, die gaan doctoreren, een spin-off gaan maken en werkgelegenheid creëren,’ zegt Duyck. Sinds 2009 zijn we veel van die zogenaamde toppers verloren in het secundair. 34% van onze leerlingen scoorden toen nog topniveau. Twaalf jaar later is dat nog 20%. We zijn dus 40% van onze toppers verloren op twaalf jaar tijd. ‘Dat is een drama.’ Vlaanderen wil een kenniseconomie zijn. De enige grondstof zijn onze grijze cellen. De vijver waarin we vissen is 40% kleiner geworden.

Duycks boodschap voor het secundair is gematigd. Algemeen is het niveau goed, maar we gaan lichtjes achteruit en vooral bij de toppers is dat probleem groot.

Het slechte nieuws zit bij het lager onderwijs. De helft van de leerlingen haalt de eindtermen Frans niet meer. Dat zijn minimale doelstellingen die elke leerlingen zou moeten bereiken. ‘De koepels krijgen een derde van de Vlaanderen begroting en verzaken voor 50% in de realisatie van de normen,’ oordeelt Duyck streng.

We waren ooit zo trots op onze talen. Vandaag noemt Duyck Vlaanderen een ‘ontwikkelingsregio’ voor moderne vreemde talen. Enkel Frankrijk, Georgië en Malta doen het slechter. De Oost-Europese en Centraal-Aziatische landen scoren allemaal stukken beter. Binnen vijf jaar zullen we dus ook in het secundair een ramp meemaken. Binnen acht jaar maken we die mee aan de universiteiten. De meeste landen zijn vooruitgegaan, enkel Vlaanderen is achteruitgegaan qua taalontwikkeling. ‘We zijn op vijf jaar tijd zes maand vertraagd’, waarschuwt Duyck.

Wat zijn daar de oorzaken van? De leraars natuurlijk. Vele leerkrachten vandaag hebben een tso- of bso-achtergrond. Dat was ooit anders. Maar nog belangrijker is de tijdsbesteding aan cognitieve ontwikkeling, taalonderwijs. Dat is gezakt van 15 naar 9%. Vakken als mens en smanleving, mindfulness allerlei buitenschoolse verwachtingen zijn binnengeslopen… en dus is er geen tijd meer voor Nederlands.

Ook dit betekent een drama voor de toppers. Volgens de internationale mediaan zijn er zo’n 10% toppers van de schoolgaande jeugd. In Vlaanderen is dat 4%.

Paradoxaal doen in Vlaanderen arme kinderen het trouwens beter dan in het buitenland. Maar dat gaat ten koste van de sterke kinderen, die het minder goed doen. ‘Sociologen vinden dat fantastisch nieuws. De kloof is gedicht. Maar het niveau van de toppers is gedaald.’ Omdat leesplezier primeert op basisvaardigheden. ‘Vreemd, want om plezier te hebben bij het lezen, moet je eerst kunnen lezen. Men spant de kar voor het paard,’ klaagt Duyck aan.

Zesjescultuur

Ook dit was ooit anders. De prestatiemotivatie in Vlaanderen – wil je later naar de unief gaan, een bedrijf opstarten…? – is de laagste van heel Europa. Duyck: ‘Kom mij dus niet vertellen dat onze leerlingen stress hebben van toetsen en dat we de punten moeten vervangen door bloempjes of smileys. De ambitie is totaal uit ons onderwijs verdwenen.’

Dat is de ‘zesjescultuur’. Als je net over de lat geraakt, mag je geen ‘zeer goed’ krijgen op je rapport. Voor sommige leerlingen is zes goed. Maar voor veel leerlingen is dat niet genoeg. Stel je dat toch voorop, dan heb je geen prestatiemotivatie meer. Dat komt van pedagogische begeleiders, koepels en hun hoofden. Het katholiek onderwijs heeft bij monde van Lieven Boeve liever een vak ‘mens en samenleving’ dan Nederlands, ook al zijn we de vierde laatste van de EU wat lezen betreft.

Duyck concludeert: ‘Eindtermen zijn minimumdoelen voor iedereen. Vandaag is het de doelstelling dat minimum te bereiken.’

Leerkrachten

Enkele cijfers. In het VK blijkt 19% van de leraren geprangd hun leerlingen iets bij te brengen, en vooral te motiveren te presteren. Internationaal gaat het om 8% van de leraren. In Vlaanderen is het 1% van de leraren die kinderen motiveren om te presteren.

In het secundair is het zo dat 40% van de leraren niet het vereiste diploma heeft. 13% van de leraren heeft zelfs géén diploma. In Brussel is dat 25%. We willen een kenniseconomie zijn maar in de moeilijkste regio heeft een kwart van de leraren geen diploma.

Niet alleen zijn er steeds minder leraren met een aso-achtergrond. We zijn in een situatie terechtgekomen dat er nooit meer aso-leerlingen geweest zijn die nadien niet meer verder studeren. ‘Er is dus twaalf jaar geïnvesteerd in die leerlingen, en nadien gebeurt daar niets mee, want ze willen niet naar het hoger onderwijs.’

Nochtans. Wat werkt het best in het onderwijs? Wat is de sterkste determinant? Dat zijn de verwachtingen die je aan leerlingen stelt; hoe hoger de verwachtingen, hoe beter de prestaties. Dat blijkt uit internationaal onderzoek. ‘Wetende dat Vlaanderen de laagste prestatiemotivatie heeft, dan heb je weinig redenen om optimistisch te zijn.’

Basisvaardigheden

Wouter Duyck weet uit internationaal onderzoek dat basisvaardigheden belangrijkst zijn voor economische welvaart. Lezen en schrijven zijn de beste voorspeller voor jobprestaties, voor simpele én complexe. Hoe hoger cognitieve ontwikkeling: hoe minder absenteïsme, minder criminaliteit, hoger salaris en meer kans op geluk.

De toppers – waarvan wij er 40% verloren zijn – zijn de sterkste aandrijfkracht van de economie. Maar ook bij gemiddelde leerlingen heeft één IQ-punt nog steeds het effect van 200 USD bnp/inwoner. Investeren in onderwijs heeft maar zin als je met die investering ook een stijging krijgt in cognitieve basisvaardigheden, blijkt uit onderzoek. En in Vlaanderen wordt net daar steeds minder naar gekeken. Ook al gaat één derde van de Vlaamse begroting naar dat onderwijs.

Dat is ook belangrijk voor kansarme kinderen. Een arm kind dat beter leest of rekent, verdient later veel meer. ‘Uw afkomst bepaalt uw leerprestaties? Neen, het is omgekeerd. De leerprestaties bepalen de afkomst van uw kinderen.’

Door het complete gebrek aan ambitie, wordt de sociale mobiliteit afgetopt. ‘Er zijn slimme migrantenkinderen, maar als we hen niet motiveren, gaan ze niets realiseren.’

‘U sociaal opwerken vergt hard werken,’ zegt Duyck. ‘Maar dan moet je dat stimuleren. Nu we presteren niet meer belangrijk vinden, zijn we niet meer succesvol voor armen.’

Oudere lezers herinneren zich allicht nog het ‘fonds der meestbegaafden’. Zou de minister van Onderwijs vandaag nog zo’n fonds oprichten? Het werkte nochtans, er werd sociale mobiliteit gecreëerd, en zo zijn er hele generaties ‘gemaakt’ in Vlaanderen. Die ambitie is vandaag volledig verdwenen.

‘Laat kinderen dus geen Turks spreken op school, maar Nederlands, en zorg ervoor dat ze 20% beter scoren,’ besluit Duyck.

Taal

Taalontwikkeling is de basis van cognitieve ontwikkeling. Er is een grote kloof tussen allochtonen en autochtonen. Maar de helft van die kloof valt weg als je corrigeert voor de thuistaal. Allochtonen die thuis Nederlands leren, presteren goed. Het niveau voor sociaaleconomisch kwetsbare gezinnen wordt bepaald door die thuistaal. Dat geldt ook voor autochtone leerlingen die thuis een andere taal spreken dan de schooltaal.

Net daarom, zo stelt Duyck voor, moeten we sterker inzetten op een vroegere leerplicht. Nobelprijswinner James Hackman onderzocht wat het betekent als je één euro investeert in een driejarig kind. Rendement: 40%. Doe je dat in een zesjarig kind: 25% rendement. Wat doen wij in Vlaanderen? Investeren in een brede eerste graad. Dan is het kalf verdronken. Je moet bij de driejarigen ingrijpen, niet bij de twaalfjarigen.

98% van de kinderen gaat al naar kleuteronderwijs. Dat wil zeggen, ze zijn ingeschreven. Ga je tellen in de steden, dan zie je dat bij gezinnen waar kinderen geen Nederlands spreken, 12% dat niét naar de kleuterklas gaat. Dat is dus 6-7% van de volledige populatie die in het eerste leerjaar rekenen in het Nederlands krijgen. ‘Die kinderen zijn verloren. Dat zijn de werklozen van de toekomst.’ Duyck kaart aan dat het moeilijk is om hier cijfers over te krijgen, omdat dit politiek heel moeilijk ligt.

De kans is groot dat leerlingen problemen zullen krijgen met wiskunde als ze niet naar de kleuterklas geweest zijn. Een leerling die één jaar naar de kleuterschool is geweest heeft later 17% kans problemen te krijgen met wiskunde. Een leerling die niet naar de kleuterschool ging, heeft 47% kans. ‘Die zal later geen betaling per overschrijving kunnen doen,’ stelt Duyck.

Centrale examens

Tot slot bepleitte Wouter Duyck het invoeren van een centraal examensysteem voor heel Vlaanderen. Hij noemt het zijn stokpaardje. ‘We geven een derde van de Vlaamse begroting aan de onderwijskoepels. Maar Vlaanderen monitort de eindresultaten van de koepels niet.’ De Vlaamse belastingbetaler heeft dus geen greep op dat onderwijs. De Vlaamse overheid weet niet hoe scholen presteren.

De koepels organiseren hun inspectie zelf. ‘150 mensen inspecteren de resultaten van een derde van de Vlaamse begroting.’ Inspecteurs schrijven rapporten over scholen, niet over leerlingen. Nochtans, nergens leggen leerlingen meer toetsen af dan in Vlaanderen. ‘Behalve dan om het geld te controleren.’ We zijn het enige EU-land dat geen centrale toetsen doet. Uit onderzoek weten we nochtans dat zulke centrale toetsen zes maanden cognitieve voorsprong leveren. Omdat scholen het beter willen doen dan het gemiddelde, en dus trekt men én aan de goede leerlingen én aan de kansarme leerlingen. Je krijgt een accountabilitydat ervoor zorgt dat scholen willen presteren en het beter willen doen dan hun concurrenten. Nu ontbreekt het aan zulke incentives, met alle resultaten vandien.

Besluiten

Wat besluit Wouter Duyck na jaren onderzoek van het Vlaamse onderwijs? Op de eerste plaats, want het gaat om een algemene, breed verspreide mentaliteit: we moeten loskomen van de ideologische fixatie op ongelijkheid. Er moet gefocust worden op basisvaardigheden als lezen en schrijven. Goede studenten moeten gemotiveerd worden, of Vlaanderen dreigt Bokrijk te worden. Er moet méér ingezet worden op de Nederlandse taal, in plaats van minder, wat Lieven Boeve van plan is. De schoolplicht dient vervroegd. Leerkrachten dienen correct opgeleid. En centrale examens zouden een ‘quick win’ zijn.

Met de volgende verkiezingen voor de deur in mei 2019, is het niet alleen de vraag welke partijen hierop zullen inspelen. Maar ook of Duyck op een onderwijskabinet terechtkomt dat werk wil maken van het Vlaamse onderwijs. Om het weer zo goed te maken als het voorheen ooit was.

Karl Drabbe