Klimaatketter Marcel Crok: ‘Het ís geen vijf voor twaalf’


Vorig jaar organiseerde Pro Flandria een energiecolloquium, waar ruimte werd gelaten voor kernenergie om de CO2-uitstoot te verminderen. Ongeveer een jaar later nodigde de denktank Marcel Crok uit om over de huidige stand van klimaatzaken te praten. Crok is wetenschapsjournalist. In 2010 verscheen zijn boek De staat van het klimaat. CO2-uitstoot, global warming en ecomodernisme behoorden toen amper tot onze dagelijkse woordenschat. Volgens De Volkskrant is hij de ‘superbadguy’ in het klimaatdebat. Naar eigen zeggen staat Crok nochtans ‘optimistisch’ in de klimaatzaak, al noemt men hem gemakshalve een klimaatontkenner. Toch leeft hij als het modelvoorbeeld van groen: hij had nog nooit een auto, doet alles met de fiets en de trein en vorig jaar werd zijn dochter de eerste junior fietsburgemeester ter wereld. Dat hij Thierry Baudet en zijn Forum voor Democratie advies geeft inzake het klimaat maakt hem in de media en in groen-linkse kringen niet echt populair.

Het begon met hockey

De hockeystickgrafiek van Mann e.a. uit 1998 in Nature is hier afgebeeld in zwart en rood. In groen de reconstructie van McIntyre en McKitrick op basis van dezelfde data en de beschreven methode. Later ontdekten McIntyre en McKitrick dat er een fout in de statistiek zat die ertoe leidde dat er altijd een hockeystick uit de reconstructie kwam. Bron: Natuurwetenschap & Techniek, februari 2005.

Hockeystick grafiek

Alles begon met een ondertussen befaamde hockeystickgrafiek over het klimaat. Een grafiek, die in 1998 in Natures tond en  die prominent werd opgenomen in het derde IPCC-rapport in 2001. Crok werkte toen bij het tijdschrift Natuurwetenschap & Techniek (NWT). Daar stelde hij vast dat er een fout in de bewuste grafiek zit. Gevolg: wat je er ook instopt – ook ruis – er komt altijd dezelfde ‘hockeystick’ uit vanaf ca. 1900. Het internationaal gerenommeerde wetenschapstijdschrift Nature had de grafiek van McIntyre en McKitrick en het bijbehorende artikel afgewezen en wou het niet publiceren. Ook de Leuvense wetenschapster Mia Hubert bevestigde de kritiek, waarop Crok een groot artikel publiceerde in NWTdat tegelijkertijd ook in de Canadese Financial Postverscheen. Hoewel Crok voordien nog nooit had gepubliceerd over het klimaat, zat hij in één klap middenin het wereldwijde klimaatdebat. Hij won zelfs  een prijs met het stuk.

Klimaatoptimisme

Desondanks werd hij onmiddellijk aangevallen door het KNMI, de Nederlandse tegenhanger van het KMI. Daarop ging Crok zich verder vastbijten in het klimaat. Kritische journalisten zijn een luis in de pels, een stoorzender die weliswaar niet meer op de brandstapel belandden, maar een roeper in de woestijn worden. Na vijftien jaar ziet Crok een lichtpuntje: voor het eerst staat het onderwerp op de agenda van de partijpolitiek en beginnen politici en partijen kritisch om te springen met de agendasetting van de klimaatalarmisten. In Nederland is Baudet de propagandist ter zake, het zou zelfs zijn doorbraak betekend hebben bij de verkiezingen vorige week. In Vlaanderen zetten N-VA en Vlaams Belang momenteel sterk in op ‘ecomodernisme’.

In het debat gaat men er doorgaans nogal gemakkelijk van uit dat de mens aan de basis ligt van alles wat slecht gaat. En niet enkel in het klimaat. Met Matt Ridley – de auteur van  The rational optimist– zegt Crok nochtans dat we in ‘een bijzondere tijd’ leven.

‘Qua bevolking zijn we in bizar korte tijd van niks naar 7 miljard te gaan. In diezelfde tijd is ons bbp even hard toegenomen, net als onze levensverwachting. Dus is ook de CO2-uitstoot toegenomen…’ Volgens Crok gaan er  ‘heel veel zaken de goede kant op’. Er zijn steeds minder slachtoffers van hongersnoden, minder ziektes, minder armoede… En toch is er over eender welk onderwerp vooral alarmisme in de media: biodiversiteit neemt af, verwoestijning, stormen en overstromingen…

Mainstream

Dat optimisme hoeft niet haaks te staan op enkele basis premissen, die Crok deelt met de goegemeente. De CO2-uitstoot is immens, erkent hij, en de mens is daarvoor verantwoordelijk. ‘We stoten iets van een 10 gigaton uit per jaar. Punt. Wat ook een vaststaand feit is: daardoor ontstaat opwarming. Sinds 1850 is er 1°C opwarming. Punt. So far, so good.’

Maar hebben we nu ook een probleem? Is het nu twee voor twaalf, zoals Nic Balthazar vooropstelt? Het IPCC maakte diverse scenario’s. Rond 2040 zouden we al rond de + 2°C zitten. Als we zo doorgaan zoals nu, zullen we zelfs boven die grens gaan. ‘En dat is het schrikbeeld.’

Realistisch?

Crok stelt dus niet de uitgangspunten in vraag. Wel stelt hij zich de vraag hoe realistisch de (doem)scenario’s zijn die worden vooropgesteld door allerlei overheden, lobbygroepen en andere klimaatalarmisten.

Eerst dit. Het IPCC houdt uiteraard ook rekening met natuurlijke facturen: veranderingen in de zon en vulkanische activiteit. Alleen, stelt Crok, ‘dan klopt de opwarming sinds 1975 niet’. De bestaande klimaatmodellen kunnen de klimaatopwarming énkel verklaren via de (toename van) broeikasgassen.

En dan wordt het boeiend. Want van ca. 1910 tot ca. 1940 was er óók een opwarming — de early warming period, die was bijna even groot als die sinds 1975. Alleen, de IPCC-modellen kunnen die opwarming niet verklaren. Als je geen historische gegevens kunt interpreteren met de bestaande modellen, kan je dan überhaupt de toekomst voorspellen, zoals het IPCC doet?

Blijkt dan, op basis van recente waarnemingen, dat die modellen de opwarming telkens overschatten. En daar gaat het debat over. Dat is waar gerenommeerde sceptici over publiceren in de wetenschappelijke tijdschriften, maar wat niet doordringt naar het bredere publiek.

Modellen

Aan de hand van heel wat grafieken stoffeert Crok zijn betoog. Dat komt erop neer dat de modellen niet werken. Of dat je er van alles mee kunt aantonen, omdat de cijfers niet kloppen. En dan zijn er de analyses die niet aan bod komen, of waarmee je bestaande modellen uitkleedt.

Dat de klimaatopwarming blijkbaar alleen maar een feit is op het noordelijk halfrond bijvoorbeeld. De cijfers in het zuidelijk halfrond verschillen immers erg van die in het noorden. Wat rurale stations ginds waarnemen is géén stijging van 1°C. En toch publiceren overheidsinstellingen rapporten waarin er wél sprake is van die temperatuurstijging, met rechtszaken tot gevolg. Warmt dan enkel het noorden van de planeet op?

Dan is er de atlantische oscillatie: elke ca. 35 jaar warmt de Atlantische oceaan op, om dan weer af te koelen. De impact daarvan, laat staan de werking, kunnen we nog niet vatten. Momenteel zitten we in een warmere periode, die dus zal afgewisseld worden door een koudere.

CO2

Vraag is ook hoé gevoelig het klimaat is voor CO2-uitstoot. Nicholas Lewis, een oud-bankier uit Londen legt zich daar op toe. Hij werkt vooral op climate sensitivity(klimaatgevoeligheid), en onderzoekt hoe gevoelig het klimaatsysteem is voor CO2.

In het rapport De gevoelige kwestie toonden hij en Crok aan dat de verdubbeling van CO2 met een korrel zout te nemen is. Immers, we zijn honderd miljard dollar verder in klimaatonderzoek, en na vijf opeenvolgende IPCC ‘assessments’ verschillen de onderzoeksresultaten niet. Hoewel het IPCC 95% zeker is van de impact van CO2 op de klimaatopwarming, kan het geen ‘beste schatting’ geven over de feitelijke opwarming, namelijk met hoeveel graden dat zal gebeuren.

De laatste jaren kunnen we ook historische metingen in de analyses meenemen. Zo kan de klimaatgevoeligheid op basis van empirie worden geschat. En wat blijkt? Historische observaties tonen aan dat de klimaatgevoeligheid behoorlijk klein is. Uit waarnemingen blijkt een ‘beste schatting’ van +1,7°C. De bestaande IPCC-modellen schatten echter 3°C opwarming. De empirie en de IPCC-modellen liggen dus mijlenver uit elkaar. ‘Als nu blijkt dat die modellen niet kloppen, dan kloppen ook de claims voor de toekomst niet, en stort het IPCC-verhaal als een kaartenhuis in elkaar,’ volgens Crok.

Voetnoot 16

Het IPCC deed in zijn vijfde assessment (in 2013) de discrepantie tussen de modellen en observationele schattingen voor klimaatgevoeligheid af met… een voetnoot (voetnoot 16) in de Summary for Policy Makersen stelde simpelweg dat een beste schatting voor klimaatgevoeligheid niet te geven was terwijl in eerdere rapporten de beste schatting meestal 3°C bedroeg. Dit was voor Crok en Lewis de aanleiding om hun rapport Een Gevoelige Kwestie(A Sensitive Matter) te schrijven.

Kijk je naar de cumulatieve antropogene CO2-emissies van vóór de industriële revolutie tot vandaag, dan blijkt dat we tot nog toe een opwarming kennen van 1°C. Volgens de IPCC-modellen zouden we vandaag al een opwarming moeten kennen van 1,5°C.

Lewis maakt ook toekomstprojecties met de observationele schattingen voor klimaatgevoeligheid. Niet verrassend vallen die aanzienlijk lager uit. Hij schat in dat bij het op een na hoogste scenario van het IPCC, dat hij het meest realistisch vindt, de opwarming in 2100 vermoedelijk beperkt zal blijven tot ongeveer de internationaal afgesproken 2°-doelstelling. In dit scenario blijven de emissies tot 2080 echter nog gewoon doorstijgen. Dit is de belangrijkste reden waarom Crok het geen 5 voor 12 vindt. ‘We hebben alle tijd van de wereld om onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen af te bouwen. Paniekvoetbal is onnodig.’

Angst

We laten ons bovendien voor niets graag bang maken. De opwarming die het IPCC vooropstelt zou de oorzaak zijn van extreme weersomstandigheden en de toename van ecologische rampen of stijging van de zeespiegel. Ook die angstscenario’s legt Crok onder de empirische loep.

Zo is de olijfolieproductie in Italië dit jaar mislukt door vorst vorig jaar. Uiteraard is die vorstschade een gevolg van de klimaatopwarming en moet de Italiaanse overheid daar wat aan doen. Crok: ‘Bij elke orkaan of overstroming krijgen we het riedeltje te horen van klimaatopwarming. Nochtans blijkt – alweer uit historische vergelijking – er geen disuptieve toename van krachtige orkanen. De enige conclusie die je daaruit kunt trekken is: er ís geen trend. Idem voor droogte trouwens. Of voor de aan klimaat gerelateerde aantallen doden dat zelfs spectaculair gedaald is de afgelopen eeuw: door toegenomen welvaart en kennis kunnen we ons beter wapenen tegen extremen zoals droogte.’

De global warming zou volgens klimaatalarmisten ook voor een gevaarlijke stijging van de zeespiegel zorgen. Naargelang van de plek op aarde zie je een ander patroon: er doen zich voortdurend stijgingen en dalingen voor. De trend per eeuw is 1,8 mm per jaar stijging wereldgemiddelde. En die stijging doet zich ook in België en Nederland voor. In de getijdenmetingen is er helemaal geen versnelling in de tijd te zien. Al meer dan een eeuw is er geen trendbreuk. Crok vergelijkt de getijden met een Zwitsers uurwerk. De klimaatmodellen van IPCC staan hier haaks op. In 2100 kan er dus geen 1 m stijging zijn, want dat betekent een stijging van 10 mm per jaar of meer dan een vervijfvoudiging van de al meer dan een eeuw oude trend (van 1,8 mm per jaar). Er is dus geen reden tot paniek.

Er is overigens ook een positieve keerzijde van de medaille. CO2-uitstoot zorgt voor vergroening van de aarde. Bij 150 ppm CO2 in de atmosfeer gaan de planten dood. Tijdens de ijstijden was er 180 ppm en groeide er weinig. ‘De tuinders in het Nederlandse Westland brengen tot 1000 ppm in de kassen omdat de paprika’s dan sneller groeien. Alle soorten groeien sneller door verhoogde CO2.’ CO2-toename is dus voor de planten (en landbouwgewassen) alleen maar positief. Die planeetgrote vergroening is trouwens zicht- en meetbaar door satellieten. En waar het warmer en groener is, is er ook meer biodiversiteit, stelt Crok tot slot.

Oplossingen

Met al die wetenschap in het achterhoofd stelt de vraag zich hoe snel we de CO2-uitstoot moeten verminderen. Als dat tenminste nodig is. De Nederlandse Klimaatwet stelt voorop om tegen 2050 95% minder CO2 uit te stoten. Volgens recente inzichten is dat compleet onnodig. Het is dus geen vijf voor twaalf, stelt Crok gerust. ‘We kunnen doorgaan met huidige emissie en de opwarming zal beperkt blijven tot ca. 2100’. En dan kan je verstandig beleid voeren ‘in plaats van rampscenario’s uit te werken en paniekvoetbal te spelen.’

Zo’n beleid neemt geen afscheid van kerncentrales, maar investeert in nieuwe centrales (van de zogenaamde vierde generatie). Kernenergie stoot immers geen CO2 uit. Het ontwikkelen van die centrales weegt trouwens in duurtijd zeker op tegenover windmolenparken of zonnepanelen, die veel minder duurzaam zijn.

Als we – zoals het IPCC wil – tegen 2050 naar nul emissie moeten, dan kan dat trouwens enkel met kernenergie. Roger Pielke jr berekende dat je daarvoor 18.000 extra kerncentrales nodig hebt. (Nu zijn er op aarde ongeveer 400) Alternatief: 14 miljoen nieuwe zonnepanelen elke dag, van nu tot 2050.

Crok roept op tot ernst. ‘Energieransities duren lang: vijftig tot zeventig jaar. We investeren nu al dertig jaar in alternatieve zonne- en windenergie en zitten wereldwijd op 1 procent. En daar zitten honderden miljarden subsidies achter… Hij roept beleidsmakers op tot nuchtere kostenbatenanalyses.

Karl Drabbe

foto: ©Café Weltschmerz