Luckas Vander Taelen gaf zaterdag 18 september een gesmaakte lezing voor Pro Flandria over Brussel. Vander Taelen, afkomstig van Aalst, woont al decennia lang in onze hoofdstad. Hij zetelde van 1999 tot 2000 voor AGALEV in de gemeenteraad van Elsene en was van 2006 tot 2009 voor dezelfde partij schepen in Vorst, de gemeente waar hij nog steeds woont. Vander Taelen brak met de groene partij, omdat hij standpunten innam, onder andere over Brussel, die niet aansloten bij die van de partij. Sindsdien is hij een gewaardeerd analist van de Brusselse politieke en maatschappelijke situatie, vrij van enige druk. Hij gaat hierbij het benoemen van problemen niet uit de weg en spreekt vrijuit als overtuigd Brusselse Vlaming, met een grote voorliefde voor de Nederlandse taal.
Hij is tevens docent aan de Brusselse filmschool RITCS. Door het jarenlange contact met studenten heeft hij de vinger aan de pols van een steeds evoluerende stedelijke bevolking. Combineer die beide gegevens en je krijgt een uniek inzicht in de complexiteit van Brussel, de stad die zoveel tegenstrijdige gevoelens opwekt bij menig Vlaming.
Lingua Franca is Frans, maar Brussel is niet langer een Franstalige stad
Vander Taelen begint zijn uiteenzetting met het voorbeeld van zijn perfect tweetalige dochter die lesgeeft in een Ukkelse immersierschool. Hij merkt op dat Franstalige ouders momenteel in de rij staan om hun kinderen een degelijke tweetaligheid bij te brengen.
Maar niet enkel Franstalige ouders zien de voordelen in van het Nederlands als instrument voor het creëren van kansen in de huidige maatschappij. Ook allochtone ouders kiezen steeds vaker voor een onderwijssysteem waarin veel aandacht is voor taalonderwijs. Dit verklaart het succes van het Nederlandstalig Onderwijs in Brussel. 30% van de Brusselse jeugd loopt school in een Nederlandstalige instelling. Een ongekend succes dat opportuniteiten biedt: nooit was de positie van het Nederlands in Brussel zo sterk.
Volgens Vander Taelen is er de laatste jaren veel veranderd in Brussel. Toch in de hoofden van de bevolking. Daar waar Brussel zich vroeger profileerde als een Franstalige stad, lijkt dat steeds minder te lukken. Zeker, het Frans is de lingua Franca die bewoners het vaakst gebruiken om met elkaar te communiceren, maar in 60% van de Brusselse gezinnen is het Frans niet de voertaal. Daardoor is het superioriteitsgevoel van de francofonie op de helling komen te staan. Er wordt ook als maar vaker gekozen voor het Engels, zeker bij de jongere generaties. Vander Taelen merkt dat bij zijn studenten, al betreurt hij dit gegeven. ‘Het zou beter zijn mocht ieder zijn eigen taal spreken en die van de anderen verstaan, maar ik merk de opgang van het Engels. Je hoort dat vooral de jeugd zich minder aantrekt van de talige identiteit.’
Dat verklaart Vander Taelen door een gebrek aan historisch besef. ‘De jongeren krijgen geen geschiedenis meer mee op school. Het besef van hoe hard er is gestreden voor de taalwetgeving, hoe de minachting voor het Nederlands alomtegenwoordig was, is weggeëbd. De jongere generaties beseffen niet hoe het Frans zich overal opdrong als cultuurtaal, zonder enig respect voor de Nederlandstaligen. Ze beseffen evenmin dat van 1850 tot 1950 500.000 Vlamingen om den brode naar Wallonië trokken, om zich daar te vestigen en te integreren. Dat gebrek aan historisch inzicht is schrijnend.’
Franstalige politici leven in het verleden
De geesten ten overstaan van het Nederlands mogen dan wel gerijpt zijn bij de bevolking, anders is het gesteld met de politieke klasse. De Franstalige politici weigeren te beseffen dat Brussel geen Francofone stad meer is. Zij leven volgens Vander Taelen nog steeds met de blik gericht op Parijs, voorbijgaand aan het feit dat de Angelsaksische cultuur in de wereld de overhand heeft genomen. Daardoor mist Brussel volgens hem de boot op internationaal vlak. Als voorbeeld haalt hij een lijst van honderd steden aan die volgens de New York Times konden profiteren van de Brexit. Brussel stond daar niet bij. ‘Het is een schande dat Franstalige, noch Vlaamse politici daarop hebben gereageerd. Dat is aan hen blijkbaar ongemerkt voorbij gegaan.’
Vlaamse politici zijn bedroevend zwak
Wat die Vlaamse politici betreft, die wekken bij Vander Taelen enkel onbegrip en teleurstelling op. ‘Zij lijden aan het Stockholmsyndroom. Ze zijn al blij dat ze mogen meespelen met de Franstaligen en nemen het disrespect voor de taalwetgeving er bij. Getuige daarvan de reactie van Sven Gatz op het incident met de fietser die geen Nederlandskundige politieagent kon vinden: c’est comme ça!’
Vander Taelen stelt vast dat de Vlaams-Brusselse politici slechts een bedroevend niveau bereiken. Voor de Vlaamse partijen zijn zij electoraal van weinig belang, waardoor de pionnen in de hoofdstad minder aandacht krijgen dan ze verdienen. Daardoor laten de Vlamingen zich steeds in de doeken doen bij onderhandelingen. Hij pleit er voor om meer gebruik te maken van de techniek van het revolutionair attentisme: wachten tot de rijpe appel in je hand valt, in plaats van te voortvarend een doel achterna te hollen.
Zo konden de Vlamingen volgens hem veel meer uit de brand hebben gesleept bij de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Toen hebben de Franstaligen zogezegd toegegeven, terwijl de uitspraak van de Raad van State automatisch tot een splitsing had geleid. Met wat meer geduld en doorzettingsvermogen hadden de Vlamingen ook bestuurlijke hervormingen in Brussel kunnen afdwingen. Een ander voorbeeld van de gebrekkige onderhandelingskunsten van de Vlaamse politici is voor Vander Taelen het betonneren van de faciliteiten. ‘Dat ze dat hebben toegestaan, dat ze niet de hakken in het zand hebben gezet om af te dwingen dat de faciliteiten uitdovend zouden zijn, daar kan ik met mijn verstand niet bij!’
Kansen liggen voor Vlaanderen voor het grijpen
Vander Taelen hekelt de desinteresse voor Brussel in de rest van Vlaanderen. Hij merkt dat hoe langer hoe meer Vlamingen de stad willen loslaten. Nochtans is het volgens hem net nu dat Vlaanderen moet doorzetten. Door de nostalgische houding van de Franstaligen die de veranderende realiteit rondom zich ontkennen, krijgt het Nederlands meer dan ooit kansen in een stad met een ongelooflijk potentieel. Brussel mag dan wel slecht bestuurd worden, daar kan je wel iets aan doen. Door de steeds positiever wordende houding van de bevolking tegenover Vlaanderen, kan datzelfde Vlaanderen een rol spelen bij institutionele hervormingen. Door te blijven investeren in Nederlandstalig onderwijs van hoge kwaliteit en de promotie van de Vlaamse cultuur, kan Vlaanderen enkel nog meer harten voor zich winnen.
Zo kunnen die investeringen een motor worden om bestuurlijke verandering af te dwingen. Want dat die hervormingen nodig zijn, is volgens Vander Taelen voor steeds meer burgers duidelijk. Brussel telt een duizendtal mandatarissen. Velen daarvan zijn overbodig omdat ze dubbel werk verrichten. Als voorbeeld haalt hij het bestaan aan van een schepen van Sociale Zaken, die identiek hetzelfde doet als de voorzitter van het OCMW. Of wat te denken van de ‘Hoge Ambtenaar’ die in de plaats kwam van de bij de laatste staatshervorming afgeschafte gouverneur? Die staat in voor veiligheid en rampen, bevoegdheden die bij de minister-president lagen. De Franstaligen hebben zo toch een functie met kabinet en medewerkers in leven kunnen houden, alleen mag die geen gouverneur meer heten…
Vander Taelen’s tips voor een geslaagde bestuurlijke hervorming
Vander Taelen kijkt uit naar de volgende communautaire onderhandelingen. Hij hoopt dat de Vlamingen deze keer wel bij de les gaan zijn en hun positie uitspelen om bestuurlijke hervormingen af te dwingen in Brussel. Hij geeft een aantal voorzetten om Vlaanderen aan het denken te zetten. Dat dat nodig is, mag blijken uit de uitspraak van Conner Rousseau die in Terzake zei dat hij over Brussel nog niet had nagedacht. Een uitspraak die buiten hemzelf enkel Walter Zinzen leek te choqueeren.
Zo wil hij de negentien gemeenten niet fusioneren. Beter ware het ze om te vormen tot districten. Die kunnen dan vallen onder één burgemeester. Vlaanderen moet meer contacten leggen met de wijk- en buurtcomité’s. Dat is het niveau waarop de burgers zich organiseren. De burgemeesters, met hun gezwets over ‘proximité’, hebben al lang de rol moeten lossen. Dat blijkt nu weer uit het falen van de vaccinatiecampagne. Zij slagen er niet in om hun bevolking te bereiken. De bevolking is stilaan klaar om van de negentien autonome gemeenten met hun kakofonie aan beleid afscheid te nemen. De kloof tussen de politieke klasse en de burgers heeft dat in de hand gewerkt.
Dat Brussel geen Franstalige stad meer is, creëert kansen voor Vlaanderen en het Nederlands. Kansen die deze keer gegrepen moeten worden. Nooit eerder in de geschiedenis van België was de positie van het Nederlands in Brussel zo gunstig als vandaag. De springplank die het Nederlandstalig Onderwijs in Brussel is voor sociale promotie, moet ten volle worden benut. Daarom mag er ook geen sprake zijn van een staatshervorming met vier gewesten. Daardoor zou de organisatie van het onderwijs in Brusselse handen komen. Vander Taelen heeft na al die decennia vertoeven op Brusselse bodem genoeg gezien wat daarvan de uitkomst zal zijn.
Nu of nooit
Hij hoopt dat deze keer de strategie van het revolutionair attentisme door de Vlaamse politici in de praktijk wordt gebracht. Dat Vlaanderen Brussel niet mag loslaten, is voor hem een vanzelfsprekendheid. Brussel wordt mismeesterd door het huidige politiek management, maar heeft een ongekend potentieel. Het is aan Vlaanderen om dit mee te ontwikkelen en er zijn stempel op te drukken. Nu moeten de Vlaamse politici enkel nog de kansen zien en ze ook benutten. Het is nu of nooit.
Winny Matheeussen