Geachte dames en heren,
Beste Pro Flandria leden & sympathisanten,
Beste Vlaamse vrienden,
Opnieuw valt er een Pro Flandria Tijdingen in uw digitale bus. Opnieuw dank zij de inzet van onze medewerkers en experten die er voor zorgen dat we enkele thema’s op een kwaliteitsvolle manier onder uw aandacht kunnen brengen!
Deze keer met bijdragen over energie en onderwijs. Twee actuele thema’s waarover Pro Flandria reeds jaren geleden congresseerde en documenten publiceerde. Deze nota’s hebben helaas nog niets van hun actuele waarde ingeboet. Ook de bijdragen die we u vandaag brengen tonen aan dat er in deze voor Vlaanderen zo belangrijke domeinen veel werk aan de winkel is. Zonder dringende bijsturing verliezen we concurrentie kracht en welvaart door een falend onderwijs en een lichtzinnig en onkundig energie beleid.
Het waren de afgelopen weken overigens zeer drukke tijden voor uw netwerkorganisatie. Maar het heeft geloond! We kunnen heel tevreden terug blikken. De voordracht van Mark Deweerdt op onze ledenvergadering van 17/9 over het opdoeken van het scenario met vier gewesten kon op een grote belangstelling rekenen.
Op minder dan een uurtje kregen we een beklijvend overzicht van de zes moeizame staatshervormingen. Meer moet dat niet zijn om te beseffen dat we geen zevende hervorming nodig hebben maar wel een duidelijke en éénduidige Vlaamse Staatsvorming. Daarvoor is het in de eerste plaats nodig dat onze Vlaamse politici opkomen voor Vlaanderen en niet langer plooien voor eigen macht en aanzien op de korte termijn.
Onze Viering van 20 jaar Pro Flandria sloot naadloos aan bij het thema van Pro Flandria: de Vlaamse Staatsvorming.
Het werd een prachtige 1e oktober met eerst een officiële ontvangst door Minister President Jan Jambon in het Errera huis gevolgd door twee hoogstaande conferenties in het Vlaamse parlement die op een zeer ruime belangstelling konden rekenen.
In de eerste academische sessie in samenwerking met Vives kwamen meerdere internationale professoren aan het woord die de staatkundige toestand en uitdagingen belichtten in Schotland, Zwitserland , Catalonië en Tsjechië en Slowakije. Het waren stuk voor stuk leerrijke presentaties waaruit wij voor Vlaanderen heel wat kunnen opsteken. Zo is de financiële responsabilisering in alle andere regio’s veel groter dan in dit land waar de geldstromen nog steeds argwanend unitair geïnd en gestuurd worden. En zo kan ook een verregaande centralisatie binnen Vlaanderen de weg openen naar meer efficiëntie en een betere burgerparticipatie.
In een tweede sessie met diplomaten en experten werd nader ingegaan op de rol die Vlaanderen kan en dient op te nemen in de internationale betrekkingen. Voor alle Vlaamse bevoegdheden geldt dat Vlaanderen ook bevoegd is in het buitenland. De concrete invulling wordt echter steevast tegengewerkt door de federale diplomatie die nu al decennia gebukt gaat onder de heerschappij van voornamelijk Franstalige belgicisten.
De apotheose van de dag speelde zich af op de avond in De Warande waar het druk bijgewoonde 4e Lustrum van Pro Flandria op grootse wijze werd afgesloten. Bij die gelegenheid werd dhr Fernand Huts; CEO van Katoen Natie; gehuldigd als “ Nieuwe Vlaamse Meester“. Op de prachtige Laudatio van Meester Jozef Dauwe volgde een staande ovatie! Dhr Huts brak in zijn toespraak een lans voor meer ondernemerschap, meer autonomie en decentralisatie ook in de bedrijven. Met het voorstel dat hij die avond lanceerde om gedurende de wintermaanden energiecheques uit te delen aan de werknemers haalde hij dagenlang alle media. Uiteraard kwam ook Pro Flandria op deze wijze uitgebreid aan bod en dat voor de tweede keer in amper drie maanden tijd. Zoals u weet waren ook de uitspraken van dhr. Koen Geens op ons colloquium van begin juli dagenlang in het nieuws. Hij liet zich toen ontvallen dat er in dit landje federaal niets meer mogelijk is en dat Wallonië zowat de laatste socialistische enclave is in Europa. Een enclave die zich enkel kan handhaven door de gulle en in feite uitzichtloze transfers vanuit Vlaanderen.
Fernand Huts stelde in zijn toespraak ook een miljarden investering in het vooruitzicht in de recyclage van plastics. De pilootinstallatie bij Indaver slaagt er in rest plastics – eigenlijk kunststof afval die meestal verbrand wordt – chemisch om te zetten tot hoogwaardige styreen olie. Een wereld primeur! Geen “down grading“ maar “upgrading“. Het zijn zulke technologische innovaties die onze afhankelijkheid van olie kunnen beperken en onze levensstandaard kunnen vrijwaren.
Na Prof. Koen Debackere die in 2016 door Pro Flandria als eerste “Nieuwe Vlaamse Meester“ werd gehuldigd heeft uw netwerkorganisatie met dhr Fernand Huts opnieuw iemand gelauwerd die Vlaanderen cultureel en economisch op de wereldkaart zet en zorgt voor de welvaart en het welzijn in Vlaanderen!
Over deze festiviteiten werd reeds verslag uitgebracht onder andere op onze PF webstek, in ’t Pallieterke, bij Doorbraak. Met enige vertraging door ziekte zult u kortelings ook alle filmopnames van de voordrachten op onze webstek kunnen bekijken evenals een compilatie met de belangrijkste momenten van en met interviews over ons Lustrum.
Op deze wijze worden we als Pro Flandria bestuur gesterkt in onze overtuiging dat kwaliteit er toe doet. Met hoogstaande debatten gebaseerd op feiten en cijfers en met beklijvende voordrachten werken we stelselmatig verder aan een brede draagvlakvorming voor een zelfstandig en democratisch Vlaanderen.
Een welgemeend woord van dank is hier zeker op zijn plaats aan alle bestuurders en medewerkers die door hun onverdroten inzet van deze Lustrum Manifestatie een groot succes hebben gemaakt!
Op zaterdag 3 december 2022 om 10u is dhr Jelte Wiersma de gast spreker op onze ledenvergadering in Biznis te Lokeren. Als correspondent voor EW (het vroegere Elsevier Weekblad) in Brussel kent hij niet alleen de EU maar ook onze communautaire problemen zeer goed. Hoe kijkt Nederland vandaag naar Vlaanderen? Hoe kijken zij naar Vlaamse Staatsvorming? Wat scheidt ons nu al bijna 200 jaar? Wat kan ons opnieuw nauwer binden? Op deze en andere vragen zullen we zeker een antwoord ontvangen. We hopen u dan ook opnieuw zeer talrijk te mogen verwelkomen. Een officiële uitnodiging van uit ons secretariaat volgt kortelings.
Tenslotte refereren we graag naar de aankondiging van Doorbraak op het einde van onze ledenvergadering van 18/6. Zoals toen medegedeeld pakken zij uit met een groots project “Horizon 2024“ – buiten de betaalmuur – met als opzet diverse belangrijke thema’s voor de verkiezingen van 2024 frequent en deskundig toe te lichten met de focus op wat Vlaanderen anders en beter zou kunnen doen. U kunt dit project steunen. Meer info via de bijgevoegde link.
Hoe meer van dergelijke initiatieven, hoe meer communicatie en bewustwording over de hallucinante toestanden in dit land, hoe groter de kans dat er in 2024 werkelijk iets ten gronde zal veranderen!
Met vriendelijke Vlaamse groeten en graag tot binnenkort,
John Dejaeger
Voorzitter Pro Flandria
Pro Flandria Tijdingen – Energie
Rovers
De huidige alsmaar driftigere explosies van de prijzen op de groothandelsmarkten, voor gas en elketriciteit,- die neerdwarrelen naar elke consument, toont aan dat een bovengrens voor de prijzen alleen nog een illu- sie is. Een leverancier die niet-producent is, kan zich onmogelijk nog het risico veroorloven te moeten le- veren aan onvoorspelbare prijzen. Groothandelsprijzen van meer dan 500€/MWh voor elektriciteit zijn schering en inslag geworden, vooral in Frankrijk, en niemand durft er nog een cent op te verwedden dat we de bovengrens inmiddels bereikt hebben. Met andere woorden : de elektriciteitsmarkt is ‘on fire’. We opereren gezamenlijk in een zogezegde centraal-west Euro- pese (CWE) prijszone, waarbij markten aan mekaar gekoppeld zijn en leiden tot één prijs voor de ganse prijszone. Dat is de theorie, de praktijk vandaag toont aan dat de markten meer en meer losgekoppeld wor- den en dat verschillende prijzen tot stand komen in de CWE prijszone.
Lees verder
Vanuit de app ‘Electricity Maps’ stelden we op vrijdag 12/8/2022 – 12 u – vast dat de output van de Belgische nucleaire centrales en zonne-energie ruimschoots vol- stonden om de Belgische behoeften te dekken, maar er werd ook veel uitgevoerd naar Frankrijk en Duits- land waardoor ook gascentrales in werking waren, wat het marginal pricing systeem tot meerdere eer en veel glorie van de producenten doet functioneren als nooit tevoren.(zie NOOT hieronder) We voeren uit naar Frankrijk en daar kan weinig tegen ingebracht
worden, we voerden in het verleden ook veel in van Frankrijk. Europese interne marktwerking op haar best, althans volgens de theorie.
Het resultaat daarvan is dat elektriciteitsprijzen gevormd worden rond de 500€/MWh en meer, en dat daarmee elk verband met de werkelijke kost en al zeker met de marginale kost van de individuele productiemiddelen van het aanbod,, volledig verdwenen is. De marginale kost van zonne-energie is zo goed als nihil en de marginale kost van nucleair bedraagt, injectiekosten inbegrepen, minder dan 10€/MWh. Er is met andere woorden een volledige systemische deconnectie tussen prijzen en onderliggende kosten. Als leverancier X een bestelling zou plaatsen bij producent Y en hem gewoon de prijs zou vragen, zou producent Y even onbeschroomd een prijs durven te vragen die uit een droomwereld komt? Niet dus, en laat ons dan gewoon het prijsplatform, beurs genaamd, gewoon over boord kieperen en terug handelen zoals vroeger, in het pre-beurs tijdperk. Een grotere financiële bonanza dan thans het geval is op de energie- beurs is moeilijk denkbaar.
Er is nog meer.
De gasvoorraden worden vandaag op- gevuld om tijdens de winter te kunnen overleven. Die voorraden worden gevormd aan onwaarschijnlijke prijzen van rond de 150-200€/MWh. Die voorraden zullen in de winter vrij gegeven worden om – onder meer – elektriciteit van te produceren aan de voor-
spelbare prijs van rond de 350-500€/MWh.(150-200 x 2.5) Het feestje op het prijzenplatform zal dus nog ten minste enkele maanden aanhouden.
Promotoren van hernieuwbare energie – en dat zijn we toch allemaal – moeten beseffen dat de activering van één gascentrale in de prijszone aanleiding is voor torenhoge prijzen die niets meer te maken hebben met de goedkope zon, wind en kernenergie! Een re- den temeer om het huidige prijszetting systeem op de schop te gooien. En hoe groter die prijszone, hoe gro- ter de schade van het systeem.
Nog erger wordt de analyse van deze situatie wanneer men bedenkt dat de stapeling van de productie mid- delen, die ervoor zorgt dat het aanbod gelijk wordt aan de vraag, door niemand wordt gecontroleerd. Niet één instantie houdt zich bezig met de controle en de verantwoording van de stapeling van de centrales. Dit is niet zomaar een theoretische bedenking wan- neer kon vastgesteld worden, vanuit dezelfde app, dat een park met windmolens van meer dan 5GW slechts voor 0.5GW aan vermogen werd ingezet, terwijl gas- centrales, wellicht meer dan nodig, werden ingezet terwijl de windmolens nauwelijks in de stapeling van ‘productiemiddelen’ werden ingezet. Het marginale pricing system zou te grote schade oplopen voor de belanghebbende producenten bij de verhoogde in- zet van windmolens; het zou namelijk de markt prijs doen instorten.
De consument zal bij de huidige praktijken verder en grondig gepluimd worden en een tsunami van onbetaalbare facturen kondigt zich aan, ook en vooral voor KMO’s.
In Frankrijk kondigde een olie-multinational spon- taan een symbolische korting aan van 20 eurocent per liter aan de benzinepomp na rapportering van een toename ten opzichte van voorgaande jaren van meerdere miljarden winst. In Duitsland worden alleen nog elektriciteit leveringscontracten gesloten aan 700€/ MWh en meer. Het Saoedische Aramco rapporteert een record jongste kwartaal winst van 48 miljard dol- lar. Zou het kunnen dat de gele hesjes aanstaande november-december noodzakelijkerwijs terugkomen?
Ingrijpen na de prijs- en winstvorming via een belasting op de overwinsten is geen optie omdat ze te laat komt en niet ingrijpt in de wortel van het probleem, namelijk het falende pricing system, er moet dringend ingegrepen worden op de prijsvorming zelf, op het toezicht in de stapeling van productiemiddelen,
en prijsmaxima zullen een maatschappelijke revolutie voorkomen.
Concurrentie tussen technologieën heeft onbedoelde en onberekenbare neveneffecten en nopen tot dringende herziening van het gevoerde prijs beleid.
Noot: Om aan de vraag te voldoen worden langs de aanbod- zijde de productiemiddelen ‘gestapeld’ totdat er vol- doende aanbod is om aan de vraag te voldoen. Hierbij worden de productiemiddelen met de laagste variabele kosten (marginale kosten) eerst ingezet en daarna de duurdere totdat er voldoende aanbod is. De prijs wordt dan gevormd door de marginale kost van de marginale centrale, de laatste en dus duurste kost van al de centrales die ingezet worden. In de praktijk is de gascentrale meestal de centrale die als laatste ingezet wordt, waardoor de variabele kost (= de kost van het gas) van de gascentrale de facto ook de markt prijs bepaalt. Ook binnen de groep van gascentrales zijn er goedkopere en duurdere, zodat het mogelijk is dat de modernste gascentrales ook nog bijkomend winst maken bij de inzet van oudere, minder efficiënte en dus duurdere gascentrales.
De ervaring heeft me geleerd dat bovenop de (theoretische prijs zoals hiervoor beschreven) nog een marge van 10€/MWh en meer wordt gerealiseerd.
Hoe Goedkoop is de Wind?
Door Guido Camps, gewezen directeur CREG
De kerncentrale Doel 3 is nu gesloten, een krachtbron van 1.000MW die elektriciteit produceert à rato van 85 tot 90% van de tijd aan een kostprijs van ongeveer 33€/MWh, inclusief een billijke winstmarge van ongeveer 10€/MWh. Voor alle duidelijkheid voor Raoul Hedebauw, na zijn passage recentelijk in Terzake, de winstmarge is veel groter dan 5 à 10% van de kostprijs maar is reeds begrepen in de geciteerde 33€/MWh. Politici en journalisten schreeuwen en schrijven dat deze sluiting niet erg is, eerste leugen, en dat we voor onze energie onafhankelijkheid zo rap als mogelijk moeten terugvallen op hernieuwbare energie, waar.van windenergie op zee de belangrijkste bron is. Daarenboven beweren dezelfde politici en journalisten dat windenergie goedkoop is, zo duur of goedkoop als de wind zelf, als het ware, tweede leugen.
Lees verder
De totale kost van windenergie op zee voor onze meest recente windmolenparken bedraagt gemiddeld 133€/MWh, waarvan ongeveer 20€/MWh variabele, marginale, kosten die mee evolueren met de productieve uren. Het saldo van ongeveer 113€/MWh zijn vaste kosten, infrastructuur afschrijvingen, financieringskosten, verzekeringen. De financiering van die investeringen gebeurt door de som van de groothandelsprijs te nemen plus de groene stroomcertificaten voor zover de groothandelsprijs lager is dan 133€/MWh. Er is dus wel een bodemprijs voor de investeer.der vastgelegd maar geen bovengrens, en is de reden waarom we spreken van roverspraktijken wanneer de groothandelsprijzen door het dak schieten zoals dit jaar het geval is, te meer omdat de variabele, operationele kosten, verwaarloosbaar laag zijn.
We zitten in volle energietransitie om CO2 uitstoot te verminderen of nog beter te vermijden.
Een totaal onderbelichte maar zeer belangrijke nota is de nota van Elia, Roadmap to net zero in 2050,(“Roadmap to net zero—Elia’s Group vision on building a climate-neutral European energy system by 2050, 77 pagina’s). Die nota wordt in de media doodgezwegen; want hoe raar ook, deze nota past niet in één of ander Groen fantasie verhaal maar voorspelt de keiharde werkelijkheid waarmee de energietransitie zal gepaard gaan, in EU 27 en meer bijzonder in België.
Uit de overvloed aan cijfers, grafieken en tabellen pikken we er de benodigde wind infrastructuur uit – pag 65 van de nota van Elia – in 2050 op Europees niveau en nemen we het business as usual scenario x 3 (het ideaal zou x 4 zijn, maar wordt door gebrek aan maatschappelijk draagvlak uitgesloten), dan blijft er een behoefte aan 580 GW windmolens op land en 410 GW windmolens op zee. Rekenen we met een gemiddeld vermogen per windmolen van 20 MW (die nog in labo stadium zitten en ongeveer de grootte van de Eifeltoren zal hebben ) dan komen we op respectievelijk 29.000 windmolens op EU 27 land te plaatsen en 20.500 windmolens op zee te plaatsen, vooral voor Noorse en Britse kusten wat dus de EU afhankelijkheid van niet-EU landen even groot of misschien nog groter dan vandaag zal maken. (zie paragraaf op pagina 11 van dezelfde nota : Key partners for Europe : UK & Norway). Noch België noch Duitsland heeft voldoende hernieuwbare energie om klimaat neutraliteit te bereiken. De belofte om energie onafhankelijk te worden met hernieuwbare energie (wind en zon) is een leugen.
Maar er is de evidentie om vanuit wind ook nog elektriciteit te produceren grote kapitaalinvesteringen moeten gebeuren in staal en beton, beide productie processen gaan trouwens gepaard met veel CO2 uitstoot, maar dat laten we in dit artikel buiten beschouwing. De kost om elektriciteit te produceren via de windmolenparken op de Noordzee wordt voor de meest recente parken, gemiddeld vastgesteld op 133€/MWh, hetzij juist 100€/MWh duurder dan de kost van de stilgelegde kerncentrale. Indien alle kern.centrales zullen stilgelegd worden resulteert dit voor een doorsnee gezin met een gemiddeld verbruik van 3.5MWh/jaar in een bijkomende kost van (100€ x 3.5 MWh) 350€/jaar x .5 = 175€/jaar om rekening te houden met de verhouding van de kernproductie ten opzichte van de totale productie. De bewering dat de sluiting van kerncentrales een bijkomende kost van 3€/gezin en per jaar zou betekenen is een leugen.
Maar de aap komt uit de mouw op pagina 54 van de.zelfde nota, (“Dispatchable capacities are needed to cover sustained periods of low RES) waar geponeerd wordt dat er behoefte blijft – alleen voor België al- aan een back up van niet minder dan 7.5-15 GW (!!) om de intermittentie van de zon en wind te ondervangen. Maar ook bij voorbeeld een back up van 40-70GW voor Duitsland is nodig. Een capaciteit van 15GW is te vergelijken met de huidige som van de kerncentra.les en de gascentrales voor België. Dat wil dus zeggen dat we miljarden zullen investeren in wind en zonne-energie maar dat we eigenlijk een tweede back up systeem nodig hebben om 24/7 de bevoorrading van elektriciteit te waarborgen. Wie houdt men dan ei.genlijk voor de gek als men beweert dat we dringend moeten overschakelen naar hernieuwbare energie die zo goedkoop zou zijn ! We hebben dan nog niet de miljarden factuur bijgeteld voor de uitbreiding van de benodigde kabels en transformatoren om al die de.centraal opgewekte energie te transporteren naar elk gezin of bedrijf. Stop die leugens en vertel de waar.heid, ook op de VRT!
Waarom moeten die kerncentrales sluiten?
Pro Flandria Tijdingen – Onderwijs
Met deze Tijdingen brengt Pro Flandria u een tussentijdse stand-van-zaken over het Vlaamse Onderwijs, met specifieke bijdragen door Jan Boons over de eindtermen en de piste van het privé-onderwijs, en de vlijmscherpe aanklacht door prof. Wouter Duyck. Pro Flandria heeft altijd aandacht gehad voor het Vlaamse Onderwijs als hefboom voor onze economie en cultuur.
Het eerste onderwijs-colloquium van Pro Flandria (in 2013) was een reactie op de dreiging van de vorming van ‘scholengroepen’ (niet te verwarren met scholengemeenschappen) waarbij er sprake was van grote bestuurlijke eenheden en netoverschrijdende gelijkschakeling – net het tegenovergestelde van wat het Vlaamse onderwijs nodig had en nog steeds nodig heeft. Wie de nog immer actuele standpunten wil opfrissen, kan (hier) terecht op de website. In de actuele bijdragen over de eindtermen en het privé-onderwijs leest u opnieuw twee pleidooien voor een grotere onderwijsvrijheid met doorgedreven subsidiariteit als principe.
Het tweede onderwijscolloquium van Pro Flandria (2019) resulteerde in een exhaustieve opsomming van oorzaken van de aanhoudende malaise. Die analyse vindt U (hier) terug. Onder andere de eindtermen komen al ter sprake wegens te weinig ambitieus en bovendien praktisch onhaalbaar voor de school die ‘meer’ wil aanbieden en bereiken. Het is er met de aan de gang zijnde maar tijdelijk onderbroken hervorming van het secundair onderwijs niet op verbeterd.
Veel leesplezier!
Met vriendelijke Vlaamse groeten,
De werkgroep Tijdingen
Eindtermen en Politisering
Hoe zit dat nu met die eindtermen?
Jan Boons legt het u uit…
Onderwijs wordt op drie niveaus gemaakt, als drie lagen van een hiërarchische cake: de overheid, de koepel en de school. De eindtermen worden door de overheid geformuleerd als “doel”. Ze zijn uiterst compact en vaak abstract. De eindtermen worden door de koepels omgezet in leerplannen. Leerplannen zijn al een pak uitgebreider, een mooi midden tussen concreet en abstract. Elke koepel heeft eigen leerplannen. De overheid keurt de leerplannen van de koepel goed, als controle: zitten de wettelijke eindtermen voldoen.de vervat in het leerplan van de koepel? Het zijn deze leerplannen die voor de school de officiële referentie vormen in het kader van inspectie. De bevoegdheid om de leerplannen te schrijven, geeft de koepels veel vrijheid. De individuele school zet die leerplannen om in concrete lesdoelen, de inhouden waarmee de lessen gevuld worden. Ook daar is er nog een grote mate van vrijheid.
Het zou goed zijn dat eindtermen niet te snel of te diepgaand veranderen.
In Finland, destijds geroemd om haar uitstekend onderwijs (waar kanttekeningen moeten bij geplaatst worden), zijn de eindtermen (of kerncurriculum zoals dat zo mooi heet in het eindeloze onderwijsjargon) in een halve eeuw onaangeroerd gebleven. Maar Vlaanderen is Finland niet, en wat kan ingezet worden in politiek activisme, zal ook ingezet worden in politiek activisme in Vlaanderen.
Gehele hervorming van het secundair onderwijs.
De vernieuwing van de eindtermen kadert binnen de “hervorming van het secundair onderwijs” die een vijftal jaren geleden werd ingezet. Die hervorming is een tweeluik, waarbij zowel de structuur (indeling in jaren en graden, het systeem van ASO-TSO-BSOa) ls de inhouden (de eindtermen dus) veranderen. Het overkoepelende opzet is, samengevat: een grotere ge.lijkheid en uitwisselbaarheid realiseren onder de diverse leerlingenpopulatie, zodat niemand zichtbaar ‘uit de boot valt’. Het kernconcept kwam dan ook nog uit de socialistische koker (Vandenbroucke / Smet) -waar de andere partijen in het Vlaams Parlement gemakshalve op verderborduurden ondanks hun onderling gekibbel.
Lees verder
De hervorming vertrekt van zuiver theoretische uitgedachte concepten als ‘domeinen’ waar leerlingen houtbewerking uit het voormalige BSO en leerlingen uit de wiskunde-wetenschappen uit het voormalige ASO hand in hand in eendracht rond een boom huppelen, de ene groep om te kijken welk meubel ze er uit kunnen puren, de andere groep om osmose en capilariteit te onderzoeken waarmee de boom het water uit de wortels tot in haar toppen krijgt. Allemaal samen, mooi toch!
Nochtans, bij de scholen werd deze hervorming niet unisono gesmaakt, wat leidde op Vlaams niveau tot een compromis op zijn Belgisch: de scholen moesten niet… ze mochten zelf kiezen of ze de oude structuren bleven volgen of de nieuwe wensten te implementeren. Anders gezegd: een nog groter rommeltje.
Nieuwe eindtermen: eerste doel.
Het eerste latente doel van de nieuwe eindtermen was om die uitvlakking op structureel vlak ook in de inhouden door te trekken. Vooral in TSO en BSO kwam er algemene vorming bij, waardoor het verschil met het ASO verkleind werd. De drempel om uit het ASO te vertrekken en naar het TSO te gaan, was een heel stuk lager geworden. Vandaag de dag zitten er trouwens in het ASO dubbel zo veel leerlingen als dat op basis van hun IQ zou mogen, dus een drainage van ASO naar TSO is niet alleen realistisch, maar ook wenselijk. Het is nadat de eerste tekenen van deze leerlingenverschuiving zich vertoonden dat de alarmbellen bij Lieven Boeve afgingen (vandaar de vrij late reactie van de katholieke koepel). De katholieke koepel heeft een groter aandeel van ASO-scholen, het gemeenschaps- en stedelijk onderwijs meer TSO en BSO. De hervorming vormde een rechtstreekse bedreiging voor het marktaandeel van het katholiek onderwijs – het aantal leerlingen vertaalt zich rechtstreeks in geld en macht van een koepel. Om de strijd om zelfbehoud van juridische slagkracht te voorzien, werd dan het argument uitgespeeld van “inhoud” en “kwaliteit” via de grondwettelijke “vrijheid van onderwijs”.
Nieuwe eindtermen: tweede doel.
En dat klopt ook: de nieuwe eindtermen zijn wel degelijk inhoudelijk te fel sturend, vertrekkend van een eenzijdige sociale staatsvisie. Waar er voorheen onderwerpen werden benoemd in de eindtermen – met alle vrijheid voor de eigen invulling er van – duiken nu in de eindtermen werkwoorden op die binnen het onderwerp een niet loochenbare richting aangeven. Het gaat er niet meer om wat leerlingen moeten kennen, maar hoe ze zich in de maatschappij als burger moeten gedragen. Bijvoorbeeld:
“Leerlingen appreciëren het samenleven in een democratie en de principes waarop ze in Vlaanderen gebaseerd is. ,,
of nog:
“De leerlingen gaan respectvol en constructief om met individuen en groepen in een diverse samenleving”.
Verder staan de eindtermen bol van strijdthema’s en visies die uit één bepaald segment van het politieke spectrum komen. Zoals daar zijn: de sociale strijd:
“De leerlingen komen op voor de eerbiediging van de rechten van de mens en het kind en voor sociale recht.vaardigheid”
duurzaamheid:
“De leerlingen handelen duurzaam in een schoolse context”
het wegrelativeren van de (Vlaamse) identiteit:
“de gelaagdheid en de dynamiek van identiteiten”
elke kritiek op de maatschappij van vandaag wegzetten als “vooroordelen”:
“De leerlingen lichten de mechanismen van vooroordelen, stereotypering,( … ) toe”
en als VRT-journalist in spe worden leerlingen al vanaf de eerste graad secundair getraind in het ontdekken van het ingebakken racisme van de Vlaming:
,,De leerlingen onderscheiden zowel onverdraagzaamheid als discriminatie in de samenleving.”
Het is bovendien geen randfenomeen, maar een fundamenteel volume in de lesweek: tussen de één en drie uren per lesweek (een 5% à 15% of het equivalent van twee tot zes lesweken per schooljaar) trekken scholen uit enkel en alleen om aan deze politieke kneedmachine gestalte te geven in nieuwe vakken als “mens & maatschappij” – ten koste van kennis en basisvaardigheden. Bovendien duiken ook in de gewone zaakvakken dezelfde thema’s op (zoals eenzijdige visies op klimaat en migratie in Aardrijkskunde of kruistochten, kolonialisme en communisme in de lessen Geschiedenis). Tot slot zijn er nog alle excursies, themaweken en schoolactiviteiten. Het is verre van overdreven te schatten dat scholen voor meer dan 20% van hun tijd een bepaalde staatsdominante visie moeten opdringen – terwijl u er bij staat en er naar kijkt. Het is jammer dat Boeve dit niet vernoemt wanneer hij het katholiek onderwijs bedreigd acht in de onderwijsvrijheid. Desalniettemin, door zijn acties kan in één moeite mee ook aan deze politisering een bescheiden halt toegeroepen worden.
Woke.
De politisering past binnen het bredere maatschappelijke oprukken van wake, de karikaturale overdrive van de socialistische mars-door-de-instellingen. In een eerdere bijdrage die Filip Van heer aan de Pro Flandria Tijdingen richtte, hekelt hij deze tendens zelfs binnen de lessen Wiskunde. Intuïtief gaat men er van uit dat “deze tak van de wetenschap vrij immuun zou zijn tegen dit soort aanvallen.” schrijft Van heer, maar dat blijkt allerminst het geval:
“Ondertussen is men in de Amerikaanse staat Oregon gestart met het ‘ontsmetten’ van het wiskundeonderwijs middels een brochure. Een wiskundeleraar die van een gekleurde leerling het juiste antwoord verlangt op wiskundige vraagstukken, zou een racist zijn die lijdt aan ‘wit superioriteitsdenken’. Daarnaast is de nadruk op het vinden van het juiste antwoord een vorm van ‘zwart-wit denken’ en ‘perfectionistisch’ en dus fout. .. Het staat er zo echt in die brochure.”.
Conclusie.
Hopelijk kan de strijd tegen de eindtermen, ingezet door Boeve uit marktopportunistische redenen, uit.gebreid worden met een beweging die een halt toe.roept aan deze staatsindoctrinaties. Zowel om onze kinderen er van te vrijwaren, als om dat deel van de opvoeding te laten waar ze thuishoort, namelijk bij de ouders, als om het onderwijs terug tijd en vrijheid te geven om echt met kennis bezig te zijn.
Prive-onderwijs als Diversificatie van het Vlaamse Onderwijslandschap
Is er een toekomst voor privé-onderwijs? Is het privé-onderwijs misschien wel ‘dé’ toekomst? In dit artikel overloopt Jan Boons wat het is, hoe realistisch het is, en wat het bijdraagt in Vlaanderen.
1. Wat is privé-onderwijs?
Privé-onderwijs, in de meest brede zin, is onderwijs waarvan de inrichter niet één of andere overheidsinstantie is. Deze definitie volgend, is in Vlaanderen in het basis onderwijs 2/3e en in het secundair onderwijs 3/4e als privé-onderwijs te omschrijven. Dit is, internationaal vergeleken, eerder uitzonderlijk veel want in de meeste landen is het de overheid die het onder.wijs inricht, met slechts een minderheid aan scholen die aan privé-instanties ontspringt. In Vlaanderen is privé-onderwijs in deze brede definiëring zo goed als volledig onder de katholieke koepel terug te vinden.
In de loop van de geschiedenis hebben overheidsinitiatieven stelselmatig de kloof tussen de officiële netten en de katholieke koepel gedicht. Ze gebruiken ver.plicht dezelfde basisdoelen en eindtermen, georganiseerd binnen één en dezelfde structuur, met daarbij de.zelfde inschrijvingsregels, alsook eenzelfde verloning en financiële regeling op een restgedeelte van infra.structuur na, en zo verder. De reële verschillen tussen de officiële netten en het zogenaamde privé-onderwijs zijn historische restanten en blijven bestaan ondanks de gelijkheid in wettelijk kader. Het katholieke (vrije) net is nog bezwaarlijk privé te noemen.
Lees verder
Het is in dit artikel dan ook zinvol om privé-onderwijs in enge zin te definiëren: privé-initiatieven die buiten die eenheidsworst van overheids- èn katholiek onder.wijs vallen. Scholen die zich op fundamentele vlakken onderscheiden. Het gaat dan over kleinschalige ongesubsidiëerde (en dus te betalen) initiatieven met een zéér specifiek doel en profiel, al of niet erkend door de overheid. In het Vlaamse secundair onderwijs zijn er vier erkende niet-gesubsidieerde scholen met in totaal een paar honderd leerlingen (op 464.000 leerlingen in het totale Vlaamse secundair onderwijs). Of het gaat om vormen van georganiseerd thuisonderwijs (wat in Wallonië populairder is dan in Vlaanderen, met meer dan tien scholen). In heel Vlaanderen volgen een 900-tal leerlingen (600 in het basisonderwijs, 300 in het secundair) thuisonderwijs. Deze laatste cijfers nemen jaar na jaar toe met een 10%-15%. Groeicijfers, maar het is een niche. Blijft het dan ook?
2. Waarom is die diversiteit zo belangrijk, zelfs noodzakelijk?
Een leerlingenpopulatie in de leerplichtleeftijd is steeds zeer divers. Er zijn verschillen tussen leerlingen naar intelligentie, motivatie (van thuis uit of cultureel), verschillen in sociaal-economische slagkracht en zo verder. In Vlaanderen is deze diversiteit nog net iets groter dan in de ons omringende landen. Dat is een uitdaging op zichzelf, en een bepalende factor van de kwaliteit van de uitstroom.
Historisch gezien was het antwoord op deze diversiteit onder leerlingen om een gelijkaardige diversiteit in het scholenlandschap te creëren. Laten we gemakkelijkheidshalve stellen dat er drie profielen leerlingen zijn, A, B en C. In de Vlaamse gemeenten werd er een school A ingericht die zich toelegde op leerlingen met profiel A, aan de overzijde van de straat kwam een school B voor de leerlingen met profiel B, en tot slot specialiseerde school C zich in leerlingen met profiel C. Elke leerling vond een school waar hij perfect op zijn plaats zat, en het beste uit hem kon gehaald worden. Het is deze diversiteit tussen scholen die hét fundament vormt van de eens zo geroemde Vlaamse onderwijskwaliteit.
In de loop der tijden heeft de overheid de scholen hervormd waarbij elke school een beetje A een beetje B een beetje C profiel heeft. Diversiteit moest binnen in de school. Elke leerling kan overal terecht, maar zit nergens ‘helemaal’ op zijn plaats. Dit was één factor in de achteruitgang van het niveau en de kwaliteit – maar zeker niet de enige.
Wil Vlaanderen economisch overleven – of meespelen – dan is het onderwijs de eerste leverancier van de ‘grijze grondstof’ voor die kennis-economie, en is een diversiteit tussen scholen in plaats van binnen de scholen, een absolute noodzakelijke voorwaarde daarin.
3. De koepels: keurslijf of instrument van onderwijsdiversiteit?
Elke school kan nog een behoorlijke ruimte zelf vrij invullen. Maar zo goed als alle scholen zijn aangesloten bij een koepel die vooral standaardpakketten aanbieden en eigen regels naar voor schuiven (bijv. de regel om geen punten af te trekken bij d/t-fouten heeft geen wettelijke basis maar is zuiver een richtlijn van de koepel). Directies vertrouwen blind op hun koe.pel, verliezen hun vrijheid uit het oog, en duwen hun school zo mee in een grotere eenheid en inwisselbaarheid.
Een eerste mogelijkheid om die noodzakelijke diversiteit in het scholenlandschap opnieuw te bereiken, is dat de koepels zich in hun steun en richtlijnen aan directies, in hun aanbod van materialen, en vooral, in hun filosofie tijdens de besprekingen met de overheid zich op die vrijheid gaan focussen. In de eerste plaats wordt richting de katholieke koepel gekeken, maar jammer genoeg is sinds de capitulatie van begin jaren ’90 weinig positiefs te rapporteren op dat vlak. De enige initiatieven tot echte diversificatie van het onderwijslandschap komen van het ‘echte’ privé-onderwijs zoals hoger omschreven.
4. Het privé-onderwijs
Ondertussen is de kwaliteit van onderwijs in gans Vlaanderen in die mate in vrije val en zijn de uit.dagingen van de hyperdiverse schoolpopulaties zo groot, dat een aantal ouders hun toevlucht wensen te nemen tot echt privé-onderwijs. Kortweg: als er geen school meer bestaat op maat van mijn kind, dan ma.ken we zelf die school. Ondernemen zit Vlamingen in het bloed, nietwaar. Hoe realistisch is dat ?
Wettelijke voorwaarden.
De wet laat expliciet de mogelijkheid open tot opstarten van een privé-school. Dat recht is één van de elementen binnen de grondwettelijke verankerde “vrijheid van onderwijs”. De criteria zijn helder opgesomd, en openbaar terug te vinden. Kortom, van de wetgever uit staat niets in de weg voor wie met een school wil beginnen: die kan beginnen. Terzijde, er zijn in de wetgeving, en dan vooral in de uitvoering door de administratie nog wel wat gaten en kinderziekten, waar.bij informatie over privé-scholen of informatie over de leerlingen niet correct wordt bijgehouden door de overheden. Dat is jammer, maar dat zijn overkomelijke details binnen het grotere opzet. Inschrijvingen worden niet geregistreerd door de overheid, waardoor de ouders de politie aan de deur krijgen voor controle op de leerplicht (terwijl het kind in een erkende, niet-gesubsidieerde school is ingeschreven) en derge.lijke ongemakken. Gelet op het feit dat een erkende maar niet gesubsidieerde school onder exact dezelfde voorwaarden opereert als elke gesubsidieerde school, zijn dit schoonheidsfoutjes van de Vlaamse overheid waar geen objectieve verantwoording voor kan ge.vonden worden. Van de wetgever uit staat niets in de weg voor wie met een school wil beginnen: die kan beginnen.
Hoge drempel
Leerlingen, leerkrachten, geld. Dat zijn de drie basisingrediënten voor elke school, ook voor wie met een privé-school wil beginnen. En dat is meteen de hoge drempel die velen tegenhoudt – een drempel zo hoog, dat de overheid er van uitgaat dat geen enkele school dit op lange termijn volhoudt: of je groeit op korte termijn door naar een gesubsidieerde school, of je bent thuis-onderwijs. Maar structureel erkend maar niet gesubsideerd wegens ‘te klein’, nee toch? Jawel, er zijn scholen die dat doen, bijvoorbeeld Sint Ignatius in Overijse telt al enkele jaren een vijftig – zestig leerlingen, wat te weinig is voor subsidiëring, en waar.door zij voor hun overleven – zij beginnen nu aan hun achtste schooljaar – volledig aangewezen zijn op de schoolgelden die de ouders betalen.
Niche: welke markt?
Ofwel ben je een heel specifieke, zeg maar unieke school, en dan zijn er weinig leerlingen geïnteresseerd, die bovendien nog eens over heel het land verspreid wonen. Dan is een internaat een noodzaak. Internaten zitten, in het algemeen, al enkele jaren opnieuw sterk in de lift.
Ofwel probeer je meer lokaal en algemeen leerlingen aan te trekken, maar hoe maak je dan het verschil met de overige lokale scholen, en waarom zouden ouders dan betalen voor iets zo gelijkaardig dat ze bovendien zo goed als gratis krijgen op de hoek van de straat?
We spreken tot slot nog altijd over Vlaanderen, waar het onbekende vooral onbemind blijft, er met weinig begrip naar privé-scholen gekeken wordt, waar men evenmin grote bereidheid vindt om tot betaling over te gaan voor onderwijs, en vooral, waar men heel ge.voelig is aan de sociale perceptie die met een school.keuze gepaard gaat. Er is een culturele drempel voor privé-onderwijs, al smelt die weg onder druk van de noodzaak. Het grootste probleem echter blijft het financiële.
Financiëel
Er zijn de personeelskosten (ongev. 75% van de totale kosten), alle kosten in verband met bewoonbaarheid (ongev. 15% van de totale kosten) en de schoolwerking (ongev. 10% van de totale kosten). Eén klas in het secundair betekent al snel 1,6 FTE aan onderwijzend personeel, nog naast het ondersteunend personeel en het sturend kader. De kosten lopen snel op. De opstart van een kleine privé-school vereist dan ook een voor.afbestaande financiële reserve die de overbrugging mogelijk maakt. Dat kan bijvoorbeeld door een grote internationale achterliggende organisatie (zoals bijv. bij de Turkse Lucerna-college’s in België, die met exact dat soort financiële slagkracht op de kortst mogelij.ke tijd konden doorgroeien naar gesubsidiëere scho.len). Gedurende drie jaar moet een school naar het minimum aantal leerlingen bereiken, afhankelijk van enkele voorwaarden, een 100 of 200 leerlingen. Scho.len die niet gesubsidiëerd zijn, rekenen iets tussen een 600€ tot 1100€ per leerling per schoolmaand aan de ouders aan, meer indien leerlingen ook op internaat verblijven. Een school opstarten hoort bij de grootste uitdagingen die men als ondernemer kan aanvatten, ook al is het de meest zinvolle investering: in de ken.nis en toekomst van onze jeugd.
Overige uitdagingen.
Het vinden van de juiste gebouwen, het verenigen van medewerkers rond een centraal uniek concept, de aparte relatie met ouders, de relatie met andere scho.len in de buurt, koepels, organisaties of overheden, alle regelgeving rond personeel, veiligheid, en zo ver.der. Er zijn uitdagingen legio wie zijn school opstart.
5. Conclusie: de plaats van privé-onderwijs in Vlaanderen.
De kwaliteit van het onderwijs in Vlaanderen daalt, excuseer, het daalt niet, het is in vrije val. Een leerling die vandaag afstudeert heeft een leerachterstand van bijna één volledig schooljaar (!) op een een leerling die vijftien jaar geleden afstudeerde. Die leerachterstand kan je rechtstreeks vertalen naar IQ-punten, en IQ-punten kan je op hun beurt rechtsreeks vertalen naar verlies in BBP. De ernst van de gevolgen (op economisch vlak, op cultureel vlak) is niet te onder.schatten. Niet vandaag maar waarom niet morgen: het privé-onderwijs als de reddingsbootje naast de onderwijs-Titanic.
Ook ouders zijn, stilzwijgend of uitgesproken, niet gelukkig met het onderwijs vandaag. De vraag naar kwaliteits-onderwijs, en onderwijs op maat, is groot. Aan beiden kan voldaan worden door meer diversiteit / specialisatie tussen scholen te organiseren, in plaats van binnen elke school. Het maximaliseren van de vrijheid, door koepels en directies van de gewone scholen is en blijft hiervoor de eerste hefboom. Privé-scholen zitten in de conflictueuze situatie dat zij uniek moeten zijn om te kunnen bestaan, maar daardoor net niet het alternatief kunnen zijn voor de gewone scholen. De vraag neemt echter toe, de vraag naar kleinschaligheid, de vraag naar kwaliteit, de vraag naar het achterwege laten van politieke en kleuterachtige elementen uit het curriculum. Daar kunnen privé-scholen inzetten op een vrijheid die de andere scholen verloren laten gaan. Privé-onderwijs groeit. Privé-onderwijs is realistisch. Maar het is op dit mo.ment onder deze voorwaarden te hoogdrempelig om een onmiddellijk en direct alternatief te zijn voor de redding van de onderwijskwaliteit. Al is het duidelijk waar de nabije toekomst uitkomt: het privé-onderwijs als de reddingsbootje naast de onderwijs-Titanic.
J’ACCUSE
Onderwijsexpert Wouter Duyck over het falende Vlaamse Onderwijs
Recent weerklonk het zoveelste luchtalarm in het oorlogsgebied onderwijs. Geen gebouw blijft rechtstaan. Dit keer wiskunde in het lager onderwijs. Voor heel wat domeinen halen minder dan de helft van de leerlingen nog de eindtermen. De eindtermen, dat zijn de wettelijk bepaalde minima die onderwijsverstrekkers moeten realiseren bij alle leerlingen. Eindtermen in ruil voor een derde van de Vlaamse begroting en quasi absolute pedagogische vrijheid.
Lees verder
Nog de helft van de kinderen haalt die wettelijke minima dus. De andere helft moet nog naar het secundair, en misschien naar het hoger onderwijs, maar die zijn we al kwijt. Net zoals oorlogsnieuws wennen dit soort drama’s te snel. We zijn al vergeten dat we hetzelfde zagen in peilingen voor Frans. Dat in het BSO amper een maand geleden twee derde van alle leerlingen laaggeletterd bleek. Niet voldoende geschoold om een factuur te begrijpen of een contract te sluiten. Dat de laatste twintig jaar geen enkel ander land sterker dan Vlaanderen achteruitging voor lezen. Dat in dezelfde periode enkel Finland, het grote pedagogisch Walhalla, nog sterker zakte voor wiskunde in het secundair.
Onderwijsverstrekkers zochten zoals bij elk alarm de schuilkelders op.
Vrijheid van onderwijs, tot in het grondwettelijk hof. Bevoegd en autonoom maar niet verantwoordelijk. De grootste speler vroeg voorspelbaar om alweer meer middelen, en een andere gaf aan te zullen inzetten op minder abstract wiskundeonderwijs en meer ruimte voor toepassingen. Terwijl de kern van wiskunde precies de abstractie is.
De voorgestelde oplossing was eigenlijk precies het probleem. En dat gebeurt telkens weer in onderwijs. Uit een goed bedoelde, maar blinde angst om ouderwets te zijn is men nu al 40 jaar op dezelfde ouderwetse manier modern. Men doet het anders, en als men ziet dat dat niet werkt, kondigt men aan nog méér van datzelfde anders te zullen doen omdat het dan wél zal werken.
De peiling toonde aan dat leraars die zich pedagogisch bijschoolden sléchtere prestaties neerzetten dan wie dat niet deed. Onvoorstelbaar. Einstein zei het al: steeds hetzelfde blijven doen, en een andere uitkomst verwachten, dat is waanzin.
De écht progressieve aanpak is om terug te doen wat wérkt. De hersenen van onze kinderen zijn de laatste vijftig jaar niet veranderd. De recepten liggen op tafel. Het rapport van de commissie Brinckman bevat 58 concrete adviezen, gedragen door praktijkmensen én academici. Leraren verklaarden in TeacherTapp massaal zich te kunnen vinden in de richting van die adviezen. Onderwijsbeleidsmakers bleven voornamelijk stil.
Zoals in elke oorlog zijn er ook negationisten. Dat wiskunde of Nederlands niet zo belangrijk zijn. Dat kinderen àndere dingen (moeten) kunnen. “Onze kinderen moeten toch geen rekenmachientjes worden”, zo pleitte een volksvertegenwoordiger in het parlement. Men doet dan alsof minder goede wiskundeprestaties automatisch impliceren dat leerlingen beter creatief kunnen nadenken en samenwerken. 21e eeuwse vaardigheden! Dat goede wiskunde een bedreiging is voor welzijn. Het is precies omgekeerd. Wie de abstractie van een redenering niet begrijpt (wiskunde!), die kan niet kritisch denken. Wie het woord democratie niet begrijpt, zàl geen burgerschap ontwikkelen. Wie niet weet dat de holocaust plaatsvond, kàn geen debat voeren over racisme. Wie niet kan nadenken voelt zich minder goed, niet beter.
Dat vaccins of kernfusie niet ontwikkeld zullen worden in een land waar nog een minderheid de eindtermen haalt, lijken niet alle parlementsleden zich nog te realiseren.
Wie de sociale zekerheid en duurzame energie zal betalen zonder rekenmachientjes is blijkbaar een probleem voor later. Maar men bouwt geen economisch en sociaal paradijs, geen kenniseconomie, op een cognitief kerkhof. En gelijke kansen om niet te kunnen tellen zijn geen kansen.
En ICT? Wel, ook die peiling was mager. Onze kinderen zijn vergroeid met een smartphone, maar ook de eindtermen informatieverwerking worden niet gehaald. Men kan een correct zoekwoord hanteren voor het internet, maar vervolgens kan men niet het juiste zoekresultaat selecteren. Hoe zou dat ook kunnen, zonder achtergrond en kennis? Inhoudsvrije vaardigheden zijn een illusie.
Dit is geen geïsoleerd probleem. Met een vak, met een handboek. Met één set eindtermen. Grote systemen zijn typisch nogal stabiel. Niet zo in onderwijs. Een immense tanker. Maar elke herhaalde meting is altijd een achteruitgang. Het is een systeemfalen. En dat hoeft niet te verwonderen. Wie een probleem wil oplossen moet het ten eerste (willen) aanpakken. En zelfs die eerste stap ontbreekt. Onderwijs is gestolde progressiviteit. Er is geen actieplan begrijpend lezen, geen actieplan wiskunde. We blijven doen wat we doen. Het onmogelijke verwachten van leraren. Die psycholoog, ouder, logopedist, welzijnswerker en politieagent in één supervrouw moeten zijn (de klemtoon op zorg heeft ook alle mannen weggejaagd). Als iedereen die eigenlijk les wil geven vertrokken is, zal alleen dat overschieten. Hoe zal de uitkomst dan ooit veranderen? Onderwijsverstrekkers, plus est en vous.
Wouter Duyck